Een breuk in een muur kan verschillende patronen volgen.
Omdat de
voegen
zwakker zijn dan de
bakstenen,
zal de breuk meestal niet dwars door de stenen lopen,
maar verlopen via de
stootvoegen
en steeds een stukje
lintvoeg
meenemen.
Vormt de breuklijn een trapje, dan is er sprake van een vallende tand.
Bij
kruisverband
is dat trapje heel regelmatig.
Loopt de lijn door boven elkaar
gelegen stootvoegen, waarbij steeds een
strek
uitsteekt, dan is het een
staande tand.
Dit laatste komt niet veel voor bij
verzakkingen.
Als tijdelijke beëindiging van een muur komt de staande tand meer voor:
het is dan de bedoeling hierop later met het nieuwe metselwerk aan te sluiten.
Een vallende tand is minder gebruikelijk als tijdelijke oplossing.
Tekst: Jean Penders, 05-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders